Alleen thuis

Het is weer tijd voor het jaarlijkse Van Os Kerstverhaal. Dit jaar gaan we terug naar een traumatische gebeurtenis uit mijn vroege jeugd.
Mijn ouders hadden besloten de zenuwslopende kerstige ellende te ontlopen door met de Renault 4 naar Zuid-Frankrijk te rijden. Ter hoogte van Clermont Ferrand riep mijn moeder opeens: ‘Grote god, we zijn baby Joortje vergeten!’
Mijn vader zei: ‘Ja hallo, we zijn nu al halverwege. In het volgende dorp bellen we gewoon de buren om hem uit de box te halen.’
Toen mijn ouders na drie weken Saintes-Maries-de-la-Mer weer thuiskwamen werden ze opgewacht door de Vughtse politiecommissaris en een psycholoog van Jeugdzorg. Of ze even mee naar het bureau wilden komen.
Daar bleek baby Joortje met box en al in de isoleercel te zijn gezet.
‘Wij maken ons ernstige zorgen om zijn mentale gesteldheid,’ zei de psycholoog.
‘Hoezo?’ vroeg mijn moeder.
‘Het gaat om uw buren,’ zei de commissaris. ‘Ze liggen in het ziekenhuis.’
‘Christus. Wat is er dan gebeurd?’ zei mijn vader.
‘Ze kwamen hem uit de box halen,’ zei de commissaris. ‘Maar baby Joortje dacht blijkbaar dat het inbrekers waren, want hij heeft overal dodelijke vallen gezet. Hij heeft ze in de edele delen geschoten met een luchtdrukgeweer, een gloeiend heet strijkijzer op hun kop laten vallen, spijkers op de trap gelegd, met verfblikken gesmeten en ze met een vlammenwerper bewerkt. We hebben hem voor onze eigen veiligheid achter tralies moeten zetten!’
‘Vlammenwerper!’ gilde mijn moeder.
‘Ik zei toch dat ie te veel televisie kijkt?’ brulde mijn vader. ‘Het is niet te hopen dat hij later romanschrijver wil worden met die fantasie van hem.’

Angstjager

Toen ik nog jong was, zo halverwege de twintig, werd ik (ik zou haast zeggen van de ene op de andere nacht) overvallen door een overstelpende, ongefundeerde angst.
Het gevoel laat zich het best omschrijven als de vrees dat de peilloze diepten van de kosmos zich door mijn poriën wurmden om mijn lijf te verlammen met ondraaglijke eeuwigheid.
Het waren de Auguries of Innocence van Blake, To see a World in a Grain of Sand, maar dan zonder onderbreken, zonder adempauze, op elk moment van de dag.
Een gegeneraliseerde angststoornis, zo ging dat mijn medische dossier in, een bespottelijk ontoereikende term.
Pillen hielpen niet. Nog altijd niet.
Erover schrijven helpt. Een beetje. Een roman maken van je leven maakt het niet beter, maar geeft er structuur aan: een begin, midden en eind, en de dankbare illusie van betekenis.
Hoe over jezelf te schrijven?
Letterlijk? Een op een? Hallo, ik ben Osje en ik ben lezenswaard want ik heb een angststoornis?
Of door middel van de fictie, glurend door de transformerende polychrome filters van de verbeeldingskracht?
Ik besloot om niet vanuit mezelf te schrijven, maar vanuit een personage dat, door een neurologische aandoening, juist totaal geen angst kent. Die aandoening bestaat daadwerkelijk, en hij werd mijn volmaakt objectieve voertuig in de wereld van de angst.
Het boek, De Angstjager, lag tien jaar in een la voordat ik er iets mee deed. Een jeugdwerk, vol met beginnersfouten, maar een dierbaar document, het verslag van een nacht die jaren duurde.
Dat het nog steeds gelezen wordt is fijn, en als iemand ook maar iets van de verlammende diepte oppikt, dan is mijn werk geslaagd.

Update

Ik ben net terug uit het hospitaal. Hier volgt het verslag van de dienstdoende arts.
‘Meneer van Os, – mag ik meneer zeggen? – u hebt geen gebroken beenderen. Toen we uw dartele kop zagen hebben we u meteen even getest op herpes en syfilis, maar vreemd genoeg bent u vrij van venerische aandoeningen, waarmee de vraag waarom u zo’n asgrauwe wellustige tronie bezit nog niet is beantwoord. Wel heeft u uw enkelbanden gescheurd. U kunt dus niet lopen of dingen doen, maar het voordeel is weer dat u nu genoeg tijd heeft om met gruwelijke pijn op de bank te zitten.’

Tijd genoeg

De nachtelijke hemel is een wonder dat zich zó vaak voordoet dat we vergeten dat het een wonder is.
Over het heelal zijn allerlei bizarre feiten op te lepelen. Een neutronenster draait 600 keer per seconde om zijn eigen as. Een dag op Venus duurt een jaar. En 99,999999999999999999999999 procent van de ruimte bestaat uit stilte, en dat is zo’n huiveringwekkende meerderheid dat het een mirakel is dat geluid überhaupt bestaat.
Het universum ontstond door de Oerknal, een kosmische explosie. Maar: het universum heeft geen centrum. De Oerknal was dus een ontploffing waarvan de omtrek overal is en het middelpunt nergens.
Maar wat ik me, liggend op straat, vooral realiseer is dat we, op elke onbewolkte nacht, een onbelemmerd zicht hebben op de oneindigheid van de kosmos. Boven ons hoofd dwarrelt een bespottelijk dun laagje ether, en dan is er het Grote Niks.
Er is niets, geen bescherming, geen glas, geen muur, geen metaal, tussen ons en de angstaanjagende, ijzingwekkende, zielsverlammende uitgestrektheid van het heelal. Denkt u zich dat eens in! Wie zijn hand naar de hemel uitstrekt raakt de onmetelijkheid met zijn vingertoppen.
Een voorbijbrommerend puberventje komt de stilte verbreken en als hij me ziet stopt hij.
‘Gaat het, meneer?’
‘Ja hoor’ zeg ik.
‘Zal ik een ambulance bellen?’
Ik denk na.
‘Dat lijkt me wat overdreven,’ zeg ik. ‘Maar als je me even naar huis zou kunnen brengen.’
Het puberventje trekt me overeind, zet me achterop en samen knorren we door de nachtelijke woonwijk. ‘Hier is het,’ zeg ik, en het aardige nozempje helpt me naar de voordeur.
Nu, een dag later, maak ik de schade op.
Mijn enkel is waarschijnlijk niet gebroken, maar een gescheurde enkelband lijkt me wel het minste. Nog altijd snap ik niet hoe het heeft kunnen gebeuren. Ik was onderweg naar huis en ineens klapte ik dubbel.
Één voordeel: ik heb voorlopig meer dan genoeg tijd om na te denken over de raadselen der schepping.
En als de assistenten over tien minuten klaar zijn met hun lunchpauze bel ik de huisarts nog even terug. ?

Nare teef

Regelmatig word ik benaderd door scholieren van de basisschool die een werkstuk maken over postmoderne meningenterreur: ‘U bent de onbetwiste autoriteit op dit gebied,’ zeggen ze. ‘Wat kunt u ons erover vertellen?’
Nou jongens en meisjes, misschien kan een waargebeurd telefoongesprek dat ik vanmiddag voerde hier enig licht op werpen. Luisteren jullie mee?
Man: ‘Hallo, met Historisch Maandblad X’
Ossie: ‘Ja hallo, u spreekt met Van Os.’
Man: ‘O ja. U vroeg ons onlangs of wij belangstelling hebben voor een artikel over de Nederlandse betrokkenheid in de Barbarijse slavenhandel.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘U wees ons erop dat onze eerdere publicatie vol met historische onjuistheden staat.’
Ossie: ‘Dat klopt.’
Man: ‘Nu heeft u samen met professor Adam Nichols een stuk geschreven gebaseerd op nieuw onderzoek en primaire bronnen.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘Welnu, ik moet u helaas melden dat wij geen reden zien om een rectificatie te plaatsen.’
Ossie: ‘O nee? Klopt ons artikel dan niet?’
Man: ‘Geen idee. Maar het gaat ons meer om de nare teef.’
Ossie: ‘Wat?’
Man: ‘De nare teef.’
Ossie: ‘Wut?’
Man: ‘U weet wel, het verhaal. Het perspectief.’
Ossie: ‘O, de narratief.’
Man: ‘Dat zeg ik. Wij zijn vooral geïnteresseerd in WIE iets zegt. En vanuit welk perspectief. Overtuigen met een nare teef werkt beter dan het geven van statistische informatie.’
Ossie: ‘Maar jullie zijn een wetenschappelijk blad. Is het niet jullie taak om de lezer van juiste feiten te voorzien?’
Man: ‘Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt met het woord “feiten”.
Ossie: ‘Nou ja, aantoonbare historische gebeurtenissen in uw geval.’
Man: ‘Tja, aantoonbaar, aantoonbaar. Wat de een aantoonbaar vindt, vindt de ander niet aantoonbaar. Wij vinden het belangrijk om iederéén een stem te geven. Hoe persoonlijker het verhaal, hoe beter.’
Ossie: ‘Ik heb zeer genoten van dit gesprek. Goedemiddag.’
Einde

Wobby

Koopt allen de nieuwe Wobby om daarin mijn verhaal te lezen.
Het gaat over dingen en er worden bepaalde voorvallen genoemd die erin plaatsvinden.

De Bullshitter

Ooit kende ik een man, een uitgever, die de hinderlijke gewoonte had zichzelf voortdurend tegen te spreken. Hij kon iets beweren, om tien minuten later met dezelfde hardnekkigheid te ontkennen dat hij het beweerd had. Hij bleef ontkennen, ook omgeven door getuigen.
Eerst dacht ik: wat een merkwaardige man, die zo openlijk liegt. Wat een verbluffende, gewetenloze stoutmoedigheid. Je moet wel een enorm krachtig ego hebben wil je de werkelijkheid zó roekeloos en zó overtuigend tarten.
Maar gaandeweg, door hem stukje bij beetje te observeren, kreeg ik het vermoeden dat het omgekeerde het geval was.
Achter de tegenstrijdigheden van deze man zat geen strategie. Geen slimheid. Geen dosering. Hij loog ook over zaken waarover niet gelogen hoefde te worden, zaken die hoogstens een kleine rectificatie vereisten.
Maar zelfs de kleinste rectificatie, de onschuldigste vergissing, kon hem van streek brengen. Het geringste bewijs van onvermogen leek een verwoestend effect te hebben op zijn eigenwaarde.
Deze man, besefte ik, had geen krachtig ego. Hij had een heel broos ego.
Zijn gevoel voor eigenwaarde was zo kwetsbaar dat het zich geen vergissing kon permitteren. Zijn ego kon geen enkele kritiek absorberen. Een stofje was genoeg om het uit zijn baan te stoten. Het geringste teken van zwakte kon het verpulveren.
En wat deze arme man deed, dag in dag uit, was dit broze ego beschermen. Met de moed der wanhoop.
In zijn essay ‘On Bullshit’ uit 1986 maakt filosoof Harry Frankfurt onderscheid tussen een leugenaar en een ‘bullshitter’. Een leugenaar kent de waarheid en wijkt daar bewust vanaf om de ander te misleiden. Maar voor de bullshitter is waarheid een vaag, rekbaar begrip. Een fantoomrealiteit die per moment verschilt.
Voor sommige mensen, beredeneert Frankfurt, is bullshitten een levensnoodzaak. Een perverse, pathologische vorm van cognitieve dissonantie.
Bullshitten is een defensiemechanisme van het brein om zichzelf te behoeden voor de peilloze incongruentie van de eigen persoonlijkheid.
De enige wijze waarop het kwetsbare ego zich staande kan houden is door in een gefragmenteerd universum te leven waarin de waarheid niet bestaat. Een universum waarin elke moment volledig op zichzelf staat en het verweer geen verantwoording hoeft af te leggen aan de continuïteit.
Elke situatie is een geïsoleerde gebeurtenis. Er is geen gisteren. Er is geen morgen.
Er hoeft geen strategie te zijn, geen logica, geen opbouw. Je hoeft alleen maar te reageren zoals het je op dat moment uitkomt. Het maakt niet uit wat je gisteren hebt gezegd. Dat is iedereen allang vergeten. Het gaat erom wat je nú zegt, en met hoeveel pathos je het doet.
Ontken de werkelijkheid. De werkelijkheid is relatief. De werkelijkheid is fake news.
‘Nee, dat heb ik niet gezegd.’ ‘Nee, dat is jouw mening.’ ‘Nee, ik heb niet verloren. Ik kán niet verliezen.’
Sindsdien denk ik niet meer: wat is er mis met deze mensen? Ik denk: wat is er mis met de wereld, dat deze mensen het zo ver schoppen?
Ik dank u voor uw aandacht.

Viswinkel

Er zit hier een kat voor de viswinkel.
‘Dat is een uitvreter,’ zegt de eigenaar. ‘Loopt de hele dag de benadeelde vagebond uit te hangen. Iedereen die naar buiten komt geeft hem wat. Maar hij woont gewoon om de hoek, die oplichter.’
En terwijl ik naar buiten loop denk ik: Joortje, jij bent eigenlijk geen haar beter.