Regelmatig word ik benaderd door scholieren van de basisschool die een werkstuk maken over postmoderne meningenterreur: ‘U bent de onbetwiste autoriteit op dit gebied,’ zeggen ze. ‘Wat kunt u ons erover vertellen?’
Nou jongens en meisjes, misschien kan een waargebeurd telefoongesprek dat ik vanmiddag voerde hier enig licht op werpen. Luisteren jullie mee?
Man: ‘Hallo, met Historisch Maandblad X’
Ossie: ‘Ja hallo, u spreekt met Van Os.’
Man: ‘O ja. U vroeg ons onlangs of wij belangstelling hebben voor een artikel over de Nederlandse betrokkenheid in de Barbarijse slavenhandel.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘U wees ons erop dat onze eerdere publicatie vol met historische onjuistheden staat.’
Ossie: ‘Dat klopt.’
Man: ‘Nu heeft u samen met professor Adam Nichols een stuk geschreven gebaseerd op nieuw onderzoek en primaire bronnen.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘Welnu, ik moet u helaas melden dat wij geen reden zien om een rectificatie te plaatsen.’
Ossie: ‘O nee? Klopt ons artikel dan niet?’
Man: ‘Geen idee. Maar het gaat ons meer om de nare teef.’
Ossie: ‘Wat?’
Man: ‘De nare teef.’
Ossie: ‘Wut?’
Man: ‘U weet wel, het verhaal. Het perspectief.’
Ossie: ‘O, de narratief.’
Man: ‘Dat zeg ik. Wij zijn vooral geïnteresseerd in WIE iets zegt. En vanuit welk perspectief. Overtuigen met een nare teef werkt beter dan het geven van statistische informatie.’
Ossie: ‘Maar jullie zijn een wetenschappelijk blad. Is het niet jullie taak om de lezer van juiste feiten te voorzien?’
Man: ‘Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt met het woord “feiten”.
Ossie: ‘Nou ja, aantoonbare historische gebeurtenissen in uw geval.’
Man: ‘Tja, aantoonbaar, aantoonbaar. Wat de een aantoonbaar vindt, vindt de ander niet aantoonbaar. Wij vinden het belangrijk om iederéén een stem te geven. Hoe persoonlijker het verhaal, hoe beter.’
Ossie: ‘Ik heb zeer genoten van dit gesprek. Goedemiddag.’
Einde