Ik ben net terug uit het hospitaal. Hier volgt het verslag van de dienstdoende arts.
‘Meneer van Os, – mag ik meneer zeggen? – u hebt geen gebroken beenderen. Toen we uw dartele kop zagen hebben we u meteen even getest op herpes en syfilis, maar vreemd genoeg bent u vrij van venerische aandoeningen, waarmee de vraag waarom u zo’n asgrauwe wellustige tronie bezit nog niet is beantwoord. Wel heeft u uw enkelbanden gescheurd. U kunt dus niet lopen of dingen doen, maar het voordeel is weer dat u nu genoeg tijd heeft om met gruwelijke pijn op de bank te zitten.’