Toen ik nog jong was, zo halverwege de twintig, werd ik (ik zou haast zeggen van de ene op de andere nacht) overvallen door een overstelpende, ongefundeerde angst.
Het gevoel laat zich het best omschrijven als de vrees dat de peilloze diepten van de kosmos zich door mijn poriën wurmden om mijn lijf te verlammen met ondraaglijke eeuwigheid.
Het waren de Auguries of Innocence van Blake, To see a World in a Grain of Sand, maar dan zonder onderbreken, zonder adempauze, op elk moment van de dag.
Een gegeneraliseerde angststoornis, zo ging dat mijn medische dossier in, een bespottelijk ontoereikende term.
Pillen hielpen niet. Nog altijd niet.
Erover schrijven helpt. Een beetje. Een roman maken van je leven maakt het niet beter, maar geeft er structuur aan: een begin, midden en eind, en de dankbare illusie van betekenis.
Hoe over jezelf te schrijven?
Letterlijk? Een op een? Hallo, ik ben Osje en ik ben lezenswaard want ik heb een angststoornis?
Of door middel van de fictie, glurend door de transformerende polychrome filters van de verbeeldingskracht?
Ik besloot om niet vanuit mezelf te schrijven, maar vanuit een personage dat, door een neurologische aandoening, juist totaal geen angst kent. Die aandoening bestaat daadwerkelijk, en hij werd mijn volmaakt objectieve voertuig in de wereld van de angst.
Het boek, De Angstjager, lag tien jaar in een la voordat ik er iets mee deed. Een jeugdwerk, vol met beginnersfouten, maar een dierbaar document, het verslag van een nacht die jaren duurde.
Dat het nog steeds gelezen wordt is fijn, en als iemand ook maar iets van de verlammende diepte oppikt, dan is mijn werk geslaagd.