Nare teef

Regelmatig word ik benaderd door scholieren van de basisschool die een werkstuk maken over postmoderne meningenterreur: ‘U bent de onbetwiste autoriteit op dit gebied,’ zeggen ze. ‘Wat kunt u ons erover vertellen?’
Nou jongens en meisjes, misschien kan een waargebeurd telefoongesprek dat ik vanmiddag voerde hier enig licht op werpen. Luisteren jullie mee?
Man: ‘Hallo, met Historisch Maandblad X’
Ossie: ‘Ja hallo, u spreekt met Van Os.’
Man: ‘O ja. U vroeg ons onlangs of wij belangstelling hebben voor een artikel over de Nederlandse betrokkenheid in de Barbarijse slavenhandel.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘U wees ons erop dat onze eerdere publicatie vol met historische onjuistheden staat.’
Ossie: ‘Dat klopt.’
Man: ‘Nu heeft u samen met professor Adam Nichols een stuk geschreven gebaseerd op nieuw onderzoek en primaire bronnen.’
Ossie: ‘Dat is juist.’
Man: ‘Welnu, ik moet u helaas melden dat wij geen reden zien om een rectificatie te plaatsen.’
Ossie: ‘O nee? Klopt ons artikel dan niet?’
Man: ‘Geen idee. Maar het gaat ons meer om de nare teef.’
Ossie: ‘Wat?’
Man: ‘De nare teef.’
Ossie: ‘Wut?’
Man: ‘U weet wel, het verhaal. Het perspectief.’
Ossie: ‘O, de narratief.’
Man: ‘Dat zeg ik. Wij zijn vooral geïnteresseerd in WIE iets zegt. En vanuit welk perspectief. Overtuigen met een nare teef werkt beter dan het geven van statistische informatie.’
Ossie: ‘Maar jullie zijn een wetenschappelijk blad. Is het niet jullie taak om de lezer van juiste feiten te voorzien?’
Man: ‘Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt met het woord “feiten”.
Ossie: ‘Nou ja, aantoonbare historische gebeurtenissen in uw geval.’
Man: ‘Tja, aantoonbaar, aantoonbaar. Wat de een aantoonbaar vindt, vindt de ander niet aantoonbaar. Wij vinden het belangrijk om iederéén een stem te geven. Hoe persoonlijker het verhaal, hoe beter.’
Ossie: ‘Ik heb zeer genoten van dit gesprek. Goedemiddag.’
Einde

De Bullshitter

Ooit kende ik een man, een uitgever, die de hinderlijke gewoonte had zichzelf voortdurend tegen te spreken. Hij kon iets beweren, om tien minuten later met dezelfde hardnekkigheid te ontkennen dat hij het beweerd had. Hij bleef ontkennen, ook omgeven door getuigen.
Eerst dacht ik: wat een merkwaardige man, die zo openlijk liegt. Wat een verbluffende, gewetenloze stoutmoedigheid. Je moet wel een enorm krachtig ego hebben wil je de werkelijkheid zó roekeloos en zó overtuigend tarten.
Maar gaandeweg, door hem stukje bij beetje te observeren, kreeg ik het vermoeden dat het omgekeerde het geval was.
Achter de tegenstrijdigheden van deze man zat geen strategie. Geen slimheid. Geen dosering. Hij loog ook over zaken waarover niet gelogen hoefde te worden, zaken die hoogstens een kleine rectificatie vereisten.
Maar zelfs de kleinste rectificatie, de onschuldigste vergissing, kon hem van streek brengen. Het geringste bewijs van onvermogen leek een verwoestend effect te hebben op zijn eigenwaarde.
Deze man, besefte ik, had geen krachtig ego. Hij had een heel broos ego.
Zijn gevoel voor eigenwaarde was zo kwetsbaar dat het zich geen vergissing kon permitteren. Zijn ego kon geen enkele kritiek absorberen. Een stofje was genoeg om het uit zijn baan te stoten. Het geringste teken van zwakte kon het verpulveren.
En wat deze arme man deed, dag in dag uit, was dit broze ego beschermen. Met de moed der wanhoop.
In zijn essay ‘On Bullshit’ uit 1986 maakt filosoof Harry Frankfurt onderscheid tussen een leugenaar en een ‘bullshitter’. Een leugenaar kent de waarheid en wijkt daar bewust vanaf om de ander te misleiden. Maar voor de bullshitter is waarheid een vaag, rekbaar begrip. Een fantoomrealiteit die per moment verschilt.
Voor sommige mensen, beredeneert Frankfurt, is bullshitten een levensnoodzaak. Een perverse, pathologische vorm van cognitieve dissonantie.
Bullshitten is een defensiemechanisme van het brein om zichzelf te behoeden voor de peilloze incongruentie van de eigen persoonlijkheid.
De enige wijze waarop het kwetsbare ego zich staande kan houden is door in een gefragmenteerd universum te leven waarin de waarheid niet bestaat. Een universum waarin elke moment volledig op zichzelf staat en het verweer geen verantwoording hoeft af te leggen aan de continuïteit.
Elke situatie is een geïsoleerde gebeurtenis. Er is geen gisteren. Er is geen morgen.
Er hoeft geen strategie te zijn, geen logica, geen opbouw. Je hoeft alleen maar te reageren zoals het je op dat moment uitkomt. Het maakt niet uit wat je gisteren hebt gezegd. Dat is iedereen allang vergeten. Het gaat erom wat je nú zegt, en met hoeveel pathos je het doet.
Ontken de werkelijkheid. De werkelijkheid is relatief. De werkelijkheid is fake news.
‘Nee, dat heb ik niet gezegd.’ ‘Nee, dat is jouw mening.’ ‘Nee, ik heb niet verloren. Ik kán niet verliezen.’
Sindsdien denk ik niet meer: wat is er mis met deze mensen? Ik denk: wat is er mis met de wereld, dat deze mensen het zo ver schoppen?
Ik dank u voor uw aandacht.

Pineutprivilege

Ik ben, zoals u misschien niet weet, bezig een boekje te pennen met een negentienjarig meisje als hoofdpersoon. Volgens mij wordt het heel grappig en ontroerend, maar de vraag rijst of dit in deze tijden nog wel mag.
Mag ik zomaar vanuit het perspectief van een bleue blaag schrijven?
Auteur Jonathan Franzen zei dat hij geen zwarte personages opvoert in zijn romans omdat hij geen zwarte vrienden heeft en zich eigen dus niet kan inleven in zwarte mensen. Kosoko Jackson, een zwarte homoseksuele auteur, twitterde: ‘Verhalen over de burgerrechtenbeweging mogen alleen door zwarte mensen worden geschreven, verhalen over vrouwenkiesrecht alleen door vrouwen en verhalen over de aids-epidemie alleen door homoseksuele mannen.’
Moet ik mijn boek eigenlijk wel schrijven, vroeg ik mij af. Ik héb al geen wijdverbreid lezerspubliek omdat ik altijd rancuneus loop te knorrepotten, straks word ik ook nog het slachtoffer van de zogenaamde ‘totschweigtaktik’ (een Duitse term die je ironisch genoeg past begrijpt als je hem hardop uitspreekt).
Ik heb altijd betoogd dat je de ander als geen ander kunt begrijpen, dan wanneer je hem door het filter van de fictie haalt, en dat het in romans juist de bedoeling is dat je je verplaatst in iemand die je wezensvreemd is. Maar ik zat er helemaal naast, blijkens een incident eerder deze week.
Wat gebeurde er?
Ik zag een peuter van zijn fietsje vallen en met zijn hoofdje op de stoep ketsen. Kent u dat, dat uw hele lijf dan van ijselijke ontzetting samentrekt en auw roept?
Het was gelukkig niet ernstig: de toegesnelde ouder gaf een troostend kusje op het kruintje en even later jakkerde het ventje weer lustig door het park.
Toch bleef het beeld mij bij. Dat kwetsbare koppie tegen de genadeloze stoeprand gaat mij door merg en been. Soms begrijp ik de rubberentegelmentaliteit wel.
Pas vandaag, toen ik een bevriende moeder over het incident vertelde, ontdekte ik hoe aanmatigend mijn ontzetting eigenlijk was. Blijkbaar was mijn shock maar een illusie, want de moeder schoot in een stuip, een zweem van onvermurwbare verontwaardiging omlijstte haar blik, en ze riep: ‘Als je zelf geen kinderen hebt kun je je daar niks bij voorstellen!’
Ik moest daar even over nadenken. Ik heb dat vaker gehoord: dat je iets met kinderen alleen maar snapt als je zelf kinderen hebt. En natuurlijk kon ik niet anders dan erkennen dat zij volkomen gelijk heeft.
Mensen die zelf geen ouders zijn kunnen zich NIKS voorstellen bij kinderleed. Soms lees ik in de krant dat iemand een kind heeft verloren en dan denk ik: ‘Nou en? Waar maak je je druk om?’ Maar dat komt dus omdat ik ZELF geen kinderen heb!
In ‘Ueber die Grundlage der Moral’ stelt de bekende domkop Schopenhauer dat de moraal gebaseerd is op medeleven.
Bijna alles is egoïstisch, zegt hij. Oprecht medeleven is dat niet, omdat je je daarbij één voelt met de lijdende ander. De ander is weliswaar een extern wezen, maar ‘toch identificeer ik mij met hem, en bijgevolg wordt de barrière tussen het ego en het niet-ego tijdelijk opgeheven….’
Ha ha, wat een kletskouzerij!
Wat een ezel, die Schopenhauer.
Wij mensen kunnen – mógen – ons niet verplaatsen in anderen. Niet in slachtoffers. Niet in minderheden. Niet in transgenders. Niet in allochtonen. Niet in ouders. Überhaupt niet in mensen wiens situatie ook maar enigszins afwijkt van de onze.
Je kunt alleen maar schrijven over wat je zelf hebt meegemaakt. En zo is het.
Want als de Mensheid ergens baat bij heeft, is het wel de verbeten overtuiging dat wij op geen enkele wijze in staat zijn ons in te leven in het lijden van de ander.
Wat vindt u? Moet ik mijn blagenboekje blijven schrijven?
Ik dank u voor uw tijd. Nu weer over corona.

Van Os voorspelt het WK 2024

Mart Smeets:
‘Mensen, het is gruwelijk spannend. De laatste seconden tikken weg, maar Nederland leidt met zes tegen nul. Dit KUNNEN we niet meer uit handen geven!’

Mart Smeets:
‘Oei, maar wat gebeurt daar? Aanvoerder Heinz Bananenflanke gaat nog één poging wagen om de bal in het net te krijgen. Maar nee! Hij wordt onderschept door Anando N’Gloepie. En ja hoor, daar klinkt het eindsignaal! NEDERLAND IS EUROPEES KAMPIOEN. We hebben er meer dan dertig jaar op moeten wachten. Maar we zijn EUROPEES KAMPIOEN! HOERA HOERA!’

Mart Smeets:
‘O wacht even, mensen. Ik heb te vroeg gesproken. Hier komt de PBJ, de Postmoderne Betrekkelijkheids Jury het veld op. Even horen wat die te zeggen heeft.’

Jury:
‘Ja hallo. Weliswaar heeft Nederland zes keer gescoord en Duitsland nul, maar tóch voelen wij dat Duitsland gewonnen heeft. En wij luisteren altijd naar ons gevoel. Dank u.’

Mart Smeets:
‘Ach wat jammer. Ja, heel jammer voor al die oranjefans. En kijk die Duitsers eens blij zijn. Maar goed, zo gaat het spel. Alles is betrekkelijk. Doelpunten zijn ook maar een mening. Ik wens u nog een prettige avond.’

Allichtonen

Vrienden, laten wij niet langer om de hete brij heendraaien. Een groot gevaar bedreigt onze nobele boreale samenleving. Ongenode gasten uit landen in Afrika en het Midden-Oosten maken een vreeswekkend snelle opmars in ons straatbeeld.
Steeds vaker zie je ze in parken en op pleintjes bij elkaar zitten. Ze hangen rond in intimiderende kliekjes en doen niks anders dan ruziemaken en onze vrouwen nafluiten.
Ik heb het dan natuurlijk over de gevreesde groene halsbandparkiet, een uitheemse exoot die hier in de jaren zeventig door naïeve individuen is binnengehaald en sindsdien op gewetenloze wijze profiteert van onze softe winters.
Loopt u weleens door Amsterdam? Het lijkt daar wel een tropische volière.
U herkent de halsbandparkieten onmiddellijk. Ze zien er allemaal hetzelfde uit, de mannetjes voorzien van pluimige bontkraagjes en gemelijke blikken waarmee ze geringschattend op ons neerkijken.
‘Ze horen hier niet,’ hoorde ik laatst iemand zeggen, ‘als je hier vroeger door de wijk liep hoorde je het vertrouwde geluid van koerende duiven in de dakgoot, nu zijn er lanen waar je alleen nog maar de onverstaanbare keelklanken van baltsende klimaatparkieten hoort.’
Ze pikken onze laantjes in!!!
Ze plukken de vruchten van onze welvaartsstaat. Dat wil zeggen: ze vreten de fruitoogst kaal. Ze zijn dus een gevaar voor onze cultuur. De horticultuur!
Het is helder. Ik zeg: minder minder pakistaanse parkieten en meer meerkoeten.
Einde.

Waarom de mensheid niet verbroedert

Vandaag overkwam me iets. Ik zit te Eindhoven in de tram van het Fons Spoorenplantsoen naar de Tippo Tipboulevard als er iets vreemds gebeurt.
Een mannetje van een jaar of zeventig gooit zijn krant weg en werpt zich grienend op de grond. ‘Ik snap de wereld niet meer,’ huilt hij. ‘Het is allemaal te ingewikkeld.’
Hij roept: ‘Libertariërs rennen massaal achter een oranje sociopaat aan die alleen opkomt voor de superrijken. Feministen gaan als naakte pornosterren op de foto om te klagen dat ze als lustobject worden gezien. Wie zwijgt over racisme is een racist. Wie spreekt over racisme ontneemt zwarte mensen hun stem. Ik wil zo graag een goed mens zijn, maar ik begrijp er niks meer van!’
Niemand weet wat hij moet zeggen.
‘Waarom kan de mensheid zich niet gewoon verbroederen?’ roept het mannetje uit. ‘Ik voel mij volkomen alleen in het inktzwarte heelal!’
‘Inktzwart heelal vind ik een kwetsende term,’ zegt iemand. ‘Ik heb liever dat u spreekt van een “inclusieve ruimte met een kleurtje’.’
Het mannetje maakt een zwaar rochelend geluid en valt dood neer. Iedereen snelt toe om hem bijstand te verlenen.
‘Houden we wel even anderhalve meter afstand, mensen?’ brult de conducteur.
U begrijpt, tijd voor een stevig gesprek met de wijste mens aller tijden, Nelis Braadvet, uitbater van Cafetaria ‘Kanen en Oprotten’.
Ik vraag Nelis waarom niemand nog verbroedert en hij zegt: ‘Dat heb ik je al zo vaak gezegd, Joortje. Het is allemaal de schuld van het postmodern deconstructivisme.’
Ik heb al meteen geen zin meer maar Nelis legt uit:
‘In het postmodern deconstructivisme wordt alles fundamenteel onzeker gemaakt. Alle oude waarheden, autoriteiten en zekerheden worden gedeconstrueerd en in twijfel getrokken.’
Ik kijk hem glazig aan en hij zegt: ‘Jij denkt nu zeker dat al die hoogdravende filosofie niks met de dagelijkse realiteit te maken heeft? Nou, mooi wel. Kijk maar om je heen: alles getuigt van deconstructivisme. Alles wordt afgebroken. Omvergetrapt. Neergehaald. Het is de postmoderne beeldenstorm: er wordt niet meer geconstrueerd, alleen nog gedeconstrueerd.’
Nelis wijst naar buiten. ‘Daarom is alles wat je zegt verkeerd: omdat iedereen alleen nog weet hoe het niét moet, niet hoe het wél moet. We weten alleen nog hoe we moeten slopen, niet meer hoe we moeten bouwen. Dat is dus fundamenteel deconstructivisme.’
Ik kijk hem nog steeds glazig aan en Nelis zegt: ‘Weet je wat, laat maar. Het gaat om het postmoderne wantrouwen tegen de grote verhalen die waarheid claimen, zoals gebeurt in religie, politiek, wetenschap en kunst.’
‘Dat weet ik nog,’ zeg ik. ‘In het postmodernisme is geen universele waarheid meer. De waarheid bestaat niet, roept iedereen nu. Iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid.’
‘Juist,’ zegt Nelis. ‘En dat is allemaal heel fijn en zo. Maar het betekent ook dat er geen universele waarden meer zijn om ons met elkaar te verbinden.’
‘Hoezo?’ vraag ik.
Nelis legt uit: ‘Zonder het universele kun je jezelf niet meer overstijgen. Je kunt nergens meer naartoe transcenderen. En als je jezelf niet meer kunt overstijgen zit je dus vast in je eigen. In het strikt individuele.’
Hij wijst naar het Boeddhabeeld boven de stoof. ‘Alles is één, Joortje. Alle grote wijsgeren zeggen het. Heb uw naaste lief als uzelf, dat zegt Jezus. Waarom? Omdat u ook uw naaste bént! Alle dingen zijn slechts tijdelijke manifestaties van het eeuwige.’
‘O ja?’ vraag ik.
‘Of het echt zo is weten we natuurlijk niet, Joortje. Maar het gaat erom dat je een besef van het universele nodig hebt om je eigen te kunnen ontstijgen.’
‘En hebben we dat nu niet meer, Nelis?’
‘Niet in het postmodernisme,’ zegt Nelis. ‘Daarin bestaat geen overkoepelende waarde. Er is geen ruimte meer om te beseffen dat jij en de ander één zijn. En zonder dat besef is er alleen nog maar verschil. Alles wat je hebt om op terug te vallen is ras, huidskleur, gender en stamgedrag.’
‘Zonder het universele is er dus geen wezenlijk contact mogelijk met de ander,’ zegt Nelis. ‘Wij kunnen onszelf alleen nog verliezen in de vluchtige saamhorigheid van een activistisch doel, alleen nog verbonden zijn in woede, niet in liefde en broederschap.’
De frietboer schudt het hoofd.
‘Probeer maar. Zeg maar eens tegen iemand: ‘Wij zijn allen één.’ Dan kijken ze je tot op het bot beledigd aan. Dan word je door rechts weggehoond als linkse zweefteef en door links beschuldigd van institutioneel racisme. ‘Hoe durf jij te beweren dat jij één bent met de ander,’ zeggen ze dan. ‘Jij mag je alleen verplaatsen in mensen uit dezelfde etnische groep. Niet in mensen van een ander ras of geslacht. Jij probeert je met die dooddoener alleen maar vrij te pleiten. Of zoiets.’
‘Wat staat ons nu nog te doen, Nelis?’ vraag ik bedroefd.
‘Heb mekander lief,’ zegt Nelis. ‘Denk aan wat Krishnamurti zei: Als je jezelf uitsluitend identificeert als een Indiër of een moslim of een christen of een Europeaan of wat dan ook, dan ben je gewelddadig. Waarom? Omdat je jezelf dan afscheidt van de rest van de mensheid. Wanneer je jezelf afscheidt door geloof, nationaliteit en traditie, dan leidt dat tot geweld. Dus iemand die geweld wil begrijpen, behoort niet tot een bepaald land of religie, politieke partij of systeem; hij houdt zich bezig met het totale begrip van de mensheid.’
Ik ontdek opeens iets irritants.
‘Wacht, m’n telefoon stond niet aan,’ roep ik. ‘Zeg dat allemaal nog eens, dan neem ik het op.’
Nelis komt mij met zijn vleesmes achterna.
‘Optieven Van Os! Met je praatjes. Ga ‘s een baan zoeken of zo!’

Waargebeurd Paasrelaas


Dan is het nu weer tijd voor mijn jaarlijkse Paasgroet.
Toen ik een jaar of 20 was stuurde ik een kort verhaal naar een literair tijdschrift. Waar het over ging ben ik vergeten, maar blijkbaar was de held van het verhaal in bezit van een kat. Die kat speelde geen rol van betekenis, dat weet ik nog. Hoe dan ook, de redactrice wilde het wel plaatsen, maar dan moest ik de kat schrappen.
Een weeklang heb ik de jeugdige hersens gepijnigd. Waarom de kat? Welke obstruerende werking had dat beest op de plot? Kon het zijn dat het diertje op intertekstueel niveau een belemmerende invloed had op de leesbaarheid? Of was het een metafysische kwestie, een of andere faux pas? Had ik in mijn jeugdige onbevangenheid een ongeschreven literaire wet overtreden?
‘Wat, nee ik heb een hekel aan katten,’ zei de redactrice. ‘Ze kakschijten m’n hele tuin onder.’
Nu hoor ik u denken, ja maar joortje, wat heeft dit alles met Pasen te maken?

The end.

Beha

Een van de levensreddende zaken die je tijdens de cursus bedrijfshulpverlening leert is hoe de AED werkt. De AED (automatische externe defibrillator) is een draagbaar toestel dat wordt gebruikt bij de reanimatie van iemand met een hartstilstand.
Vandaag plaatste onze instructeur een kleine kanttekening bij het gebruik ervan.
‘Kijk,’ zei hij, ‘normaal zou ik jullie nu leren dat je, wanneer je een vrouw reanimeert, de beha moet losknippen. Een beha zit namelijk in de weg als je de elektroden op het lichaam plaatst.’
Hij liet dat zien door de elektroden op de oefenpop te plakken.
‘Maar in het kader van #metoo,’ legde hij uit, ‘is er een verandering in het beleid gekomen. Mensen hebben namelijk geklaagd. Dus nu doen we dat niet meer. Het zijn andere tijden. We laten de beha voortaan maar zitten.’
‘Maar,’ vroeg iemand van ons, ‘is dat niet heel gevaarlijk? Als je iemand niet goed kan defibrilleren?’
De instructeur kwam moeizaam overeind.
‘Ja,’ zei hij. ‘Dat wel.’

Ter ondersteuning van Ruben L. Oppenheimer, de humor en de vrijheid.

Hier een boodschap voor alle boze mensen. Voor alle dogmatische mensen. Voor de mensen die zo overtuigd zijn van hun morele gelijk dat ze elke tegenstander per definitie immoreel vinden.
Voor de mensen die hun mening zo onschendbaar achten dat ze niet langer menen deze inhoudelijk te moeten beargumenteren. Voor de mensen die hun eigen woede zo maatgevend vinden dat vredelievende omgangsvormen voor hen niet langer gelden.
Er is niks mis met vechten voor waar je in gelooft, en zeker moet sommig kwaad te vuur en te zwaard bestreden worden. Maar hoe woedend je ook bent, reserveer in dat complexe bouwwerk in je hoofd altijd één kamertje voor mildheid, voor toegeeflijkheid, voor lichtvoetigheid, voor humor.
Dat kan geen kwaad. Je gelijk overleeft dat heus wel.

Castigat ridendo mores
(De lach corrigeert de moraal)

Chantal

  • Ja hallo met elk pr-bureau.
  • Ja goedendag, u spreekt met elk tijdschrift in Nederland. Wij zijn op zoek naar iemand voor op de cover.
  • Oké, u kunt kiezen uit Chantal Janzen.
  • O nou, doe die dan maar.