Ik ben, zoals u misschien niet weet, bezig een boekje te pennen met een negentienjarig meisje als hoofdpersoon. Volgens mij wordt het heel grappig en ontroerend, maar de vraag rijst of dit in deze tijden nog wel mag.
Mag ik zomaar vanuit het perspectief van een bleue blaag schrijven?
Auteur Jonathan Franzen zei dat hij geen zwarte personages opvoert in zijn romans omdat hij geen zwarte vrienden heeft en zich eigen dus niet kan inleven in zwarte mensen. Kosoko Jackson, een zwarte homoseksuele auteur, twitterde: ‘Verhalen over de burgerrechtenbeweging mogen alleen door zwarte mensen worden geschreven, verhalen over vrouwenkiesrecht alleen door vrouwen en verhalen over de aids-epidemie alleen door homoseksuele mannen.’
Moet ik mijn boek eigenlijk wel schrijven, vroeg ik mij af. Ik héb al geen wijdverbreid lezerspubliek omdat ik altijd rancuneus loop te knorrepotten, straks word ik ook nog het slachtoffer van de zogenaamde ‘totschweigtaktik’ (een Duitse term die je ironisch genoeg past begrijpt als je hem hardop uitspreekt).
Ik heb altijd betoogd dat je de ander als geen ander kunt begrijpen, dan wanneer je hem door het filter van de fictie haalt, en dat het in romans juist de bedoeling is dat je je verplaatst in iemand die je wezensvreemd is. Maar ik zat er helemaal naast, blijkens een incident eerder deze week.
Wat gebeurde er?
Ik zag een peuter van zijn fietsje vallen en met zijn hoofdje op de stoep ketsen. Kent u dat, dat uw hele lijf dan van ijselijke ontzetting samentrekt en auw roept?
Het was gelukkig niet ernstig: de toegesnelde ouder gaf een troostend kusje op het kruintje en even later jakkerde het ventje weer lustig door het park.
Toch bleef het beeld mij bij. Dat kwetsbare koppie tegen de genadeloze stoeprand gaat mij door merg en been. Soms begrijp ik de rubberentegelmentaliteit wel.
Pas vandaag, toen ik een bevriende moeder over het incident vertelde, ontdekte ik hoe aanmatigend mijn ontzetting eigenlijk was. Blijkbaar was mijn shock maar een illusie, want de moeder schoot in een stuip, een zweem van onvermurwbare verontwaardiging omlijstte haar blik, en ze riep: ‘Als je zelf geen kinderen hebt kun je je daar niks bij voorstellen!’
Ik moest daar even over nadenken. Ik heb dat vaker gehoord: dat je iets met kinderen alleen maar snapt als je zelf kinderen hebt. En natuurlijk kon ik niet anders dan erkennen dat zij volkomen gelijk heeft.
Mensen die zelf geen ouders zijn kunnen zich NIKS voorstellen bij kinderleed. Soms lees ik in de krant dat iemand een kind heeft verloren en dan denk ik: ‘Nou en? Waar maak je je druk om?’ Maar dat komt dus omdat ik ZELF geen kinderen heb!
In ‘Ueber die Grundlage der Moral’ stelt de bekende domkop Schopenhauer dat de moraal gebaseerd is op medeleven.
Bijna alles is egoïstisch, zegt hij. Oprecht medeleven is dat niet, omdat je je daarbij één voelt met de lijdende ander. De ander is weliswaar een extern wezen, maar ‘toch identificeer ik mij met hem, en bijgevolg wordt de barrière tussen het ego en het niet-ego tijdelijk opgeheven….’
Ha ha, wat een kletskouzerij!
Wat een ezel, die Schopenhauer.
Wij mensen kunnen – mógen – ons niet verplaatsen in anderen. Niet in slachtoffers. Niet in minderheden. Niet in transgenders. Niet in allochtonen. Niet in ouders. Überhaupt niet in mensen wiens situatie ook maar enigszins afwijkt van de onze.
Je kunt alleen maar schrijven over wat je zelf hebt meegemaakt. En zo is het.
Want als de Mensheid ergens baat bij heeft, is het wel de verbeten overtuiging dat wij op geen enkele wijze in staat zijn ons in te leven in het lijden van de ander.
Wat vindt u? Moet ik mijn blagenboekje blijven schrijven?
Ik dank u voor uw tijd. Nu weer over corona.