‘Wat een rare tijd hè?’ roept iedereen de hele dag.
Veel mensen irriteren zich eigen daaraan. Ik niet. Ik vind het wel prettig. Waarom? Omdat voor zo’n teisterend wereldvreemde eend als ik álle tijden raar zijn.
Ik (pseudoschrijver, charlatan, bedrijfssjamaan) begeef mij in de regel stoethaspelend over de werkvloer des levens.
Leden van mijn inner circle, hiervan op de hoogte, vragen mij vaak hoe ik mij als notoire onnozelaar staande houd in de onverbiddelijk voortrazende gemeenschap der volkeren. Mijn antwoord is dat ik doe alsof ik alles snap en overal bijhoor.
Ik ervaar het leven een beetje als een voetbalwedstrijd die iedereen gezien heeft behalve ik. Het is dan zaak om de volgende dag op het schoolplein te beweren dat je hem nauwgezet hebt gevolgd, bijvoorbeeld door dingen te roepen als: ‘Die lijnrechter is blind,’ of ‘Tonnie Taument zat goed in het spel.’ Er is altijd wel een voetballer die Tonnie Taument heet dus je zit sowieso goed.
Toch blijft het een zenuwslopende bezigheid, dat veinzen. En soms val je gewoon met je funky ass door de mand.
Als ik, zoals nu bijvoorbeeld, ergens vroeg wezen moet en al die bedrijvige ochtendmensen zie rondstuiven, dan voel ik me weer een buitenaardse bedrieger: iemand die maar doet alsof hij een mens is.
Ik herinner me een baantje als postsorteerder, lang geleden, waarbij floormanager Fred (het type dat de hele dag pompompom- en lalala-neuriënd door het pand stiefelt) mij (om half zes in de ochtend van mijn eerste werkdag) tegemoet liep en mij (uit zijn voegen knarsend van jovialiteit) vroeg of ik ‘er zin in had’.
Op zo’n moment meende ik het leven te begrijpen. Ik redeneerde: post sorteren is kut. Zes euro per uur is kut. Half zes in de ochtend is kut. Ipso facto: Fred is ironisch.
Ha, dacht ik dan. Een ander ironisch mens. Een vakbroeder!
Ik meende met Fred een moment van diepe verstandhouding te delen. Zo van: ‘Het is ellendig maar we slaan ons erdoorheen.’
‘Ik heb er KEI veel zin in, Fred!’ riep ik dan gutsend van sarcasme uit.
Dat bleek een vergissing. De verwilderde frons op Fred z’n gelaat deed mij vermoeden dat ie het méénde.
Fred denkt echt dat ik er zin in heb. In post sorteren. Voor zes euro per uur. Om half zes in de ochtend.
Dat niet alleen. Op de werkvloer des levens sterft het van de mensen die er zin in hebben. In post sorteren. In alles. Mensen die niet veinzen. Mensen die zich thuisvoelen. Mensen die de voetbalwedstrijd nauwgezet hebben gevolgd.
En dan denk ik: Wereld, jij en ik zullen elkaar nooit begrijpen.
Dus! Laat de tijd maar flink raar zijn, mensen. Laat hem kolken, bruisen, spetteren van raarte.
Laat de tijd mijn onvermogen maar verbloemen met schuimkragende vloedgolven van vreemdheid!