De laatste tijd word ik bijna dagelijks benaderd om de een of andere beroepsgroep door de lockdown te slepen. Alsof ik als zzp’er niet al genoeg moeite heb om naar het einde van de coronale nacht te reizen.
Afijn, nu moet de broekwinkel weer gered worden. ‘De mensen drágen al bijna geen broeken meer,’ is de redenering, ‘en nu gaan ze vanwege het collectieve huisarrest ook nog online bestellen in plaats van in de buurtshop. Dus steunt uw lokale broekhandel.’
O ja? Nou mooi niet. Ik ga de broekwinkel pas weer steunen als:
- de broekwinkel weer broekwinkel wordt, en geen gehipsterficeerde glutenvrije koffiebar met wat broekenkasten eromheen;
- het personeel, dat sowieso al uit de hoogte doet als ze mijn provinciale hoofd zien binnenlopen, mij geen badinerende blik meer toewerpt als ik een broek afreken die zij niet mooi vinden;
- ze ook eens een broek promoten die ons niet door de vijf grootste kledingmerken wordt opgedrongen;
- ze policorwelgevallige terreurblagen verbieden de wekelijkse broekbespreking samen te stellen;
- ze het jaarlijkse Broekenbal afschaffen, het minst inclusieve, meest tenenkrommende voorbeeld van zelfvoldane grootstedelijkheid ter wereld;
- ophouden hoog van de (voor het provinciale plebs volmaakt ontoegankelijke) ivoren toren de blazen, maar wel onmiddellijk in de slachtofferrol donderen en je de gunfactor aftroggelen als het even tegenzit;
- eindelijk Rutger Bregman eens uit de etalage kieperen want DIE broek ken ik nu wel.
Ik heb gesproken.