Van Os vindt de slavernij eigenlijk wel geinig

Leestijd: 6 uur en 45 min.

Laatstelijk vertelde schrijver Arne Zuidhoek mij een nogal verbijsterend verhaal. Zuidhoek schrijft geschiedenisboeken over het maritieme verleden van Nederland, en een plaatselijke boekhandel zette hem vorig jaar in het zonnetje door zijn uitgaven op de middentafel uit te stallen.

Lang werd de pret niet geduld, want al snel werd Zuidhoek gebeld met de mededeling dat de boekhandel het slachtoffer was geworden van vandalisme. Wat was er gebeurd? De een of andere actiegroep was de winkel binnengestormd, had de tafel omver geschopt en al Zuidhoeks boeken op straat gesmeten.
Want: VOC. Want: Kolonialisme. Want: Slavernij.

Slavernij is slecht. Maar boeken erover blijkbaar ook.

Dit voorval brengt mij ertoe eindelijk iets meer te zeggen over het boek dat onlangs in mijn vertaling verscheen: De Reizen van Ólafur Egilsson.

Voor wie het niet weet: het betreft hier het waargebeurde verslag van een IJslandse dominee die in 1627 samen met zijn familie wordt ontvoerd door moslimpiraten om op de slavenmarkt van Algiers te worden verkocht.
Omdat Egilsson als oude man te weinig oplevert wordt hij teruggestuurd om het losgeld voor zijn familie bijeen te brengen, een voetreis die hem door half Europa voert.

Afgezien van een ontroerend reisverhaal biedt het verslag ons een ontnuchterend inkijkje in de wijdverbreide slavenhandel uit de begintijd van de VOC. Een ontnuchterend en bij vlagen hilarisch inkijkje, dat een wereld laat zien waarin daders en slachtoffers steeds van rol lijken te wisselen. Een wereld waarin alles wat wij menen te weten over de slavernij voortdurend op zijn kop wordt gezet.

Ten eerste: moslimpiraten? In IJsland?
Arabische slavendrijvers die helemaal naar de poolcirkel varen om daar BLANKE gevangenen te nemen? Om met dominee Egilsson te spreken: “Wat de flying fuck are we now gonna get?”(Dit heb ik wat vrij vertaald maar u snapt de strekking.)

Ja, makkers. De Arabieren deden ook mee aan de wereldwijde slavenhandel. Barbarijse Zeerovers, zo heetten ze, afkomstig van de Barbarijse (Noord-Afrikaanse) kust. Algiers en Salé waren beruchte piratennesten.

Maar hier stuiten we op een klein mysterie. De moslimschepen waren veelal armzalige galleien die alleen geschikt waren voor de kalme mediterrannee. Hoe kwamen ze in 1627 opeens aan de grote zeilschepen om naar de poolcirkel te varen?
Schokkende mededeling: de plundertochten naar IJsland werden geleid door Nederlandse kapiteins!

Hoe dat zo, Joris?
Nou, de Nederlandse autoriteiten waren op het lumineuze idee gekomen om Hollandse piraten in te zetten tegen vijandelijke Spaanse galjoenen. Van de nood een deugd maken heet dat. Piraterij was ineens legaal, zo lang de kapers maar Spanjaarden aanvielen.

Maar toen in 1609 een wapenstilstand werd afgekondigd hadden de piraten een probleem. Ze mochten niemand meer aanvallen. Wat deden ze dus? Inderdaad, ze zochten hun toevlucht tot de piratennesten aan de Barbarijse kust. Daar hoefden ze zich alleen maar tot de islam te bekeren om naar hartelust te kunnen plunderen. En ze leerden de moslims meteen even hoe ze de schepen moesten bouwen om naar IJsland te zeilen. Witte kapers dus, die witte slaven helpen verhandelen.

Dus tóch weer die vuige witte kapitalistische koloniale rottige Hollanders! We hadden het kunnen weten.

Maar wacht! Ook dit is weer betrekkelijk. De Barbarijse slavenhandel bestond al jaren voordat de Hollanders zich ermee begonnen te bemoeien. Wat heet: al eeuwen! De Arabische kapers, later de Ottomaanse, waren al actief ten tijde van de kruistochten. Al eeuwen werden daarbij Westerse slaven gemaakt. Maar ook Afrikaanse slaven. Zwarte kapers dus, die witte én zwarte slaven verhandelden.
Ook deze piraten werden door de staat gelegitimeerd. De politieke leiders kregen een vast percentage van de opbrengst.

Treffend is hoe pragmatisch, hoe gezapig bijna, het hele Barbarijse slavensysteem in zijn werk ging. De werktuiglijkheid waarmee Ólafur Egilsson op pad wordt gestuurd is bijna voelbaar: “Ah, u komt uit IJsland? Wat leuk zeg. Nou, ik zal even een vrijbriefje voor u in elkaar flansen, dan kunt u het losgeld gaan halen en komt alles piekfijn in orde. Houdoe en wel thuis, meneertje!”

Een vluchtige blik op Wikipedia: ‘Hoewel de Barbarijse slaven in de moderne slavernijdiscussie nogal onderbelicht zijn gebleven, ging het niet om een marginaal verschijnsel. Hun aantal door de eeuwen heen wordt soms op 1 à 1,25 miljoen geschat.’

Witte kapers die handelen in zwarte slaven. Zwarte kapers die handelen in witte slaven. Witte kapers die handelen in witte slaven. Zwarte kapers die handelen in zwarte slaven.

Pleit dat ons vrij van ons slavernijverleden? Neen.
Maar ziet u hoe complex het allemaal was in die tijd? Hoe snel zwart en wit in een grijzig moeras van morele betrekkelijkheid belanden? Interessant nietwaar?

Dus, brave activisten, blijf vechten tegen de slavernij. Want slecht. Maar léés die boeken voordat u ze met morele verontwaardiging op straat gooit. Te beginnen met De Reizen van Ólafur Egilsson.

Ik dank u voor uw tijd.

Het nadeel van de belezen hedonist

Het nadeel van de belezen hedonist is dat hij doorgaans beschikt over een omvangrijk arsenaal aan literaire redenen om zijn discutabele levensstijl voort te zetten. Er is maar één bewonderde auteur voor nodig om een onderdrukt genot weer aan te zwengelen.

Neem nu het boekje ‘Rook doet leven’ van columnist Martin van Amerongen, dat ik zo-even bij de kringloop op de kop heb getikt.

Amerongen schrijft:

‘Rokers zijn de drop-outs van de samenleving, gepest, beledigd en voortijdig doodverklaard, zelfs de sigarenrokers, bewoners van de erehemel van het nicotinegenot. Waag het niet om op het televisiescherm een nette panatella te ontsteken. Dan ontsteekt op zijn beurt F. Nijpels te Utrecht, de voorzitter van de Nederlandse niet-rokers-vereniging CAN (Clean Air Now), in onheilige woede en geeft je aan bij de niet-rokers-Gestapo. Zou F. Nijpels zich realiseren dat het allemaal pure despoten waren die ons in de loop der eeuwen het roken probeerden te verbieden, vaak door middel van de meest draconische strafbepalingen?’

Amerongen vertelt bijvoorbeeld dat de Turkse sultan Moerad IV, geen vriend van pijp en pruimtabak, rokers het hoofd liet afslaan.
‘Dat hielp.’

‘Het is geen toeval,’ vervolgt hij, ‘dat despoten als Jacobus I, Abbas I de Grote, Michail Fjodorovitsj en Adolf Hitler zich met zoveel geloofsijver tegen de rokers hebben gekeerd. Deden zij dit uit bezorgdheid om de Volksgezondheid? Laat me niet lachen! Zij deden dat omdat roken in diepste wezen een democratische daad is. Rokend en drinkend, samenscholend en debatterend werden alle mensen broeders en dat ziet de doorsnee dictator niet graag.’

Voor alle aangename dingen moet in het leven een zekere prijs worden betaald: ‘Van het kopje koffie tot de HEMA-rookworst, van de reutelend genoten ochtendcaballero tot de avondlijk genoten fles Chateau Grands Sillons Gabachot 1998. Schaf het allemaal af en je haalt moeiteloos en vreugdeloos de honderdtwintig.’

Maar van hoop en troost, spanning en ontspanning, genot en menselijke noden hebben die anti-tabaksfanatici geen bal verstand.

Het zijn altijd weer de vreugdeloze despoten van de deugd die het voor de rest verknallen, vindt Amerongen. En is het de taak der schrijvers niet om zich tegen despotisme te verzetten?

‘Amen!’ denk ik.

Pas nadat ik mijn sigaret (mijn eerste in vijf weken) achter de kiezen heb wens ik mij te herinneren dat Martin van Amerongen op 60-jarige leeftijd overleed aan slokdarmkanker.

Schrijven op auto-tune? Nu mogelijk!

Stelt u zich eens voor: u bent een Bekende Nederlander of een influencer/socialite/vlogger die puur op media-exposure een boekcontract heeft binnengesleept. Maar als u aan uw bureau gaat zitten komt u er opeens achter dat u totaal niet schrijven kunt. ☹️☹️

GEEN NOOD! Vanaf nu is er de VAN OS AUTEUR-TUNE!!

Zoals de Auto-Tune de valse noten in uw zangstem corrigeert, zo verbetert de VAN OS AUTEUR-TUNE alle onzuiverheden in uw innerlijke stem.

Niet alleen maakt de gepatenteerde VAN OS SCHRIJFPROCESSOR volmaakte volzinnen van uw gepruts, hij produceert ook marktconforme content voor uw roman.

Schrijft u autobiografisch, maar bent u NIET opgegroeid in een strenggereformeerd gezin (laat staan misbruikt door de dorpspastoor)? Niet getreurd! De AUTEUR-TUNE voorziet u volautomatisch van een lucratieve ongelukkige jeugd!

Sluit de VAN OS AUTEUR-TUNE simpelweg aan op uw pen en ga aan de slag!!

Aanbieding: nu voor slechts € 1750,-

Het leest als een trein. Maar is dat altijd fijn?

Dan nu tijd voor een serieus stukje. Zó serieus dat ik er een prent bij heb gestopt waarop ik een keer niét stompzinnig glimlach. Ik heb zelfs een pijp opgestoken zodat u weet dat het mij ernst is.

Waar gaat het over? Nou let op:
Onlangs zei een enthousiaste lezer: ‘Je boek leest als een trein!’ Veel lezers zeggen dat, en ze denken dat ze mij daarmee het grootst denkbare compliment geven. Het is ook een compliment. Het betekent dat ze het spannend, boeiend of meeslepend vonden, en dat is natuurlijk altijd goed.

Toch zei deze specifieke lezer er iets interessants achteraan. Ze zei: ‘Ik ben een hele kritische lezer; als een boek mij niet vanaf de eerste pagina weet te grijpen leg ik het weg. Ik heb laatst geprobeerd om De Slinger van Foucault te lezen. Nou, al na twee alinea’s was ik er klaar mee. Zo taai! Zo moeilijk!’

Het deed me denken aan een uitspraak van uitgever Daniël van der Meer: ‘Ik moet het na één keer lezen begrijpen,’ zei hij, waarna zijn schrijver Maartje Wortel volmondig beaamde: ‘Voor je het weet leggen mensen je boek weg, ze lezen het maar één keer.’

De moderne roman krijgt daarmee iets van een ‘elevator pitch’: je hebt maar twintig tellen om de lezer voor je te winnen, daarna is je kans bekeken. Houd je als schrijver van slow burners, heb je er tien pagina’s voor nodig om op gang te komen, wil je eerst je personage uitvoerig introduceren? Pech gehad, de lezer is al vertrokken!

Te taai. Te moeilijk.

De definitie van literatuur is aan het veranderen. Een bevriende schrijver kreeg van haar uitgever te horen: ‘Je manuscript is niet herkenbaar voor de lezer. Het leest niet als een trein. Het is geen literatúúr.’

Het lijkt erop dat de moderne lezer alleen maar wil lezen wat hij al kent. Of herkent. Of als onmiddellijk begrijpelijk en invoelbaar beschouwt. Kortom, hij wil iets waarvoor hij zelf geen moeite hoeft te doen. De moderne lezer leunt sceptisch achterover en zegt tegen de schrijver: ‘Vooruit, vermaak me maar. Je krijgt tien tellen.’

Maar is literatuur altijd vermaak?

Als ik terugkijk op de literatuur die mij het meest dierbaar is denk ik niet meteen aan boeken die mij hebben ‘vermaakt’. Ook zijn het niet per se de boeken die ‘lazen als een trein’. Dierbaar zijn ‘Ulysses’ van James Joyce. Of ‘Un amour de Swann’ van Proust. Taai, ja. Moeilijk, zeker. Maar wat een rijkdom!

Romans zijn er niet alleen maar voor ontspanning. Soms vergen ze ínspanning. Commitment. Volharding.
De boeken waarvoor je je inspant leveren een grotere beloning op dan louter ontspanning.
Inzicht bijvoorbeeld. Of schoonheid. Wijsheid. Verwarring. Een nieuwe manier van kijken. Het vermogen om tussen de regels door te lezen.

‘Moeite voor iets moois’, noemt Désanne van Brederode dat. Maar ze voegt daaraan toe dat dit niet langer de norm is: ‘Je ergens moeite voor moeten getroosten, iets moeten nalaten of zelfs opofferen, het in een situatie moeten uithouden of anders simpelweg geduld moeten oefenen; allemaal ouderwetse, achterhaalde onzin.’

‘Moeite’ is hetzelfde als ‘moeilijk’. ‘Moeilijk’ is hetzelfde als ‘elitair’, schrijft Xandra Schutte. En ‘elitair’, daar wil geen enkele schrijver van beschuldigd worden. Dan maar liever laagdrempelig, zodat ook de meest luie lezer het ogenblikkelijk begrijpt.

Maar zoals filosoof Jeroen Vanheste zegt: ‘Schrijvers en dichters zijn onderzoekers van de menselijke natuur. In een geslaagd gedicht, toneelstuk of roman kan plaatsvinden wat Aristoteles mimesis noemde: de schrijver overstijgt het subjectieve en particuliere van zijn persoonlijke wereld en maakt als in een spiegel iets van het algemeen menselijke zichtbaar. Op die manier draagt hij bij aan een inzicht in de menselijke conditie, en dat is waarom gedichten, toneelstukken en verhalen uit totaal andere tijden en samenlevingen ons nog steeds kunnen aanspreken.’

Het is fijn om te horen dat mensen mijn boeken spannend en meeslepend vinden. En ze mogen best lezen als een trein. Maar soms, heel af en toe, geef ik de voorkeur aan een boek dat leest als een trein met drie kwartier vertraging.

Ik dank u voor uw tijd (en moeite).

Postmodernisme voor dummies

Onlangs viel ik bijna door de mand. Iemand vroeg mij: ‘Van Os, jij hebt het altijd over postmodernisme. Maar wat is dat eigenlijk?’

Nou, ik schrikken natuurlijk. Maar niet getreurd. Als ik het allemaal even niet meer weet ga ik te rade bij Nelis Braadvet van Cafetaria De Smikkel.

‘Nelis,’ zeg ik dan, ‘leg mij nog eens één keer uit wat postmodernisme betekent.’

En terwijl Nelis het frituursel rijkelijk van spijzige saus voorziet zegt hij: ‘Nou kijk, het zit zo. “Post” is Latijn en betekent “na”. Dus ná het modernisme. Of eigenlijk: voorbij het modernisme.’

‘O ja,’ zeg ik, ijverig alles noterend.
‘Maar weet je,’ gaat Nelis verder, ‘eigenlijk is het postmodernisme niet een reactie op het modernisme, maar op het rationalisme. In die tijd gingen ze op de Rede vertrouwen in plaats van op God. Ze meenden dat de menselijke redelijkheid de oplossing voor alles was. Rationeel denken, dat moest de mensheid redden.’

‘Rationeel denken,’ noteer ik.
‘Daarom vonden ze onderwijs zo belangrijk,’ zegt Nelis. ‘Als je maar genoeg kennis en cultuur door de strot krijgt geduwd, dan worden we vanzelf nobele wezens. Dat dachten ze.’

‘Ja.’
‘Maar ja,’ zegt Nelis terwijl hij de piepers aan het vet toevertrouwt, ‘toen kreeg je de nazi’s. Die waren behoorlijk cultureel opgevoed. Hoe heette die vlerk? Hitler? Die was nota bene kunstschilder. En die kampbeulen? Die draaiden vrolijk Wagner terwijl de ovens stookten.’

‘Tsss,’ zeg ik.
‘Dus na de oorlog ging iedereen eens diep zitten nadenken,’ zegt Nelis. ‘Zo van: “nou, de redelijkheid heeft het mooi laten afweten, zeg! Als het de Holocaust niet kan voorkomen, wat heb je er dan aan?” En geef ze eens ongelijk! Maar toen gingen ze nog een stap verder en zeiden: het ging niet mis óndanks de redelijkheid, maar dóór de redelijkheid. Als je op de rede vertrouwt, wat krijg je dan? De Holocaust! De rede moest dus worden gewantrouwd.’

‘En toen?’ zeg ik nagelbijtend.
‘Toen kreeg je het postmodernisme.’

De piepers gillen knetterend in het vet en Nelis zegt: ‘De rede is het nieuwe kwaad. De nieuwe erfzonde. Net als in de bijbel komt de mens nog steeds schuldig ter wereld, belast met de zonde van zijn voorouders. Maar die zonde is nu Hitler, de slavernij, het kolonialisme, het patriarchaat. En bovenal: de mens zelf. De mens is slecht. Vooral de Westerse mens, die tot de vernietigingskampen heeft geleid. En tot de verwoesting van het milieu.’

‘Ja.’
‘Dus nu roept iedereen in het Westen: weg met ons!’ Nelis probeert de piepers uit het vet te redden maar het lukt niet erg. ‘En dus zijn we in het nihilisme beland. Het grote nihil. Het grote niks.’

‘Oei! En nu?’
‘Nou, het probleem is: we vinden dat we het niet verdienen om gered te worden. Het gaat de postmodernisten er niet om dat de Westerse beschaving een uitweg uit het nihilisme vindt, maar dat het daarin juist ten onder gaat. Het Westen wil dat het zichzelf vernietigt. Daarom wordt elke aangedragen oplossing neergesabeld. De boerka is patriarchaal. Het boerkaverbod is óók patriarchaal. Noem al die ellende maar op.’

De piepers dreigen te verbranden.
‘Alles is een bewijs van vrouwenhaat,’ zegt Nelis, ‘van mannenhaat, van vreemdelingenhaat, kortom: van haat. Alles is een bewijs van iets weerzinwekkends. Alles is zinloos. Dat is waar Nietzsche voor waarschuwde. En daar zitten we nu middenin. Het is de collectieve zelfmoord van de Westerse beschaving.’

‘Hoe geraken wij van het nihilisme in het post-nihilisme, Nelis?’ vraag ik ontredderd.
‘Komt tijd komt raad, Joortje.’ En prompt lukt het hem de piepers op het droge te krijgen.

Ik schud het hoofd.
‘Hoe blijf jij toch altijd zo opgewekt terwijl de hele beschaving de polsen doorsnijdt? Hoe redden wij ons hieruit, Nelis?’
‘Met milde spot, Joortje. Milde spot en een lekkere vette bamibal op z’n tijd.’

En terwijl ik van vette bamibal voorzien naar buiten huppel hoor ik Nelis steevast tegen zijn klanten zeggen:
‘O, dat was Van Os, mijn beste klant. Die is zó neo-postdeprimistisch dat ie zich elke dag een compleet bittergarnituur in de maag laat splitsen.’

EINDE

Waarom mijn kapotte auto een deugdelijk godsbewijs is

Ik geloof niet dat God bestaat. Ik hoop het althans, want als onze onze redding afhangt van een opperwezen dat kinderleukemie als acceptabel onderdeel van Zijn kosmische plan beschouwt, hebben we een groot probleem.

Maar makkers, niets kan mijn atheïsme zo onder druk zetten als een kapotte auto. Ik leg het u uit.

Omdat mijn vorige auto halverwege de scherpste Eindhovenste bocht doormidden brak en op de vangrail belandde (foto) kocht ik onlangs een nieuwe. Voor 900 moeizaam verkregen dollars. Het is een Fiësta. Of zoiets. En al een dag later was hij stuk.

Nu hoor ik u zeggen; ‘Ja maar Joortje, jij bent een schaamteloze schooier die alleen een door kampers sufgeragde roestbak kan betalen.’
Mensen, wat verbaast is niet DAT hij kapot is, maar de manier WAAROP. Luister maar.

Het begon ermee dat de richtingaanwijzers hardnekkig in gebreke bleven. De garage om de hoek zei: ‘Gewoon een zekering. Dat regelen we even.’ Maar eenmaal ter plaatse bleek dat optimisme ongefundeerd.
‘Dan is het de schakelaar,’ zei de monteur. ‘Die kost nieuw 250 euro maar ik betrek er wel eentje van de sloop voor vier tientjes.’

Een dag later en de schakelaar is gearriveerd. Maar wat blijkt: nu doet de richtingaanwijzer het wel maar de ruitenwisser het niet.
‘Vreemd,’ zegt de monteur, maar nil desperandum: hij heeft nog meer schakelaars. Hij installeert ze alletwee. Het helpt niet. De knipperlichten en de wissers doen het, maar nooit tegelijk.

‘Dit heb ik eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt,’ peinst de man. Het moét de schakelaar zijn. Dus belt hij de sloop. Op z’n Eindhovens brult hij in de hoorn: ‘DIE TROEP DIE GULLIE GESTUURD HEP WERKT NIET.’ Er wordt iets teruggebruld.

De monteur legt uit dat hij morgen pas weer naar de sloop gaat om meer schakelaars te halen. Ik heb de auto nodig, dus bied ik aan zelf even te rijden. Zo gezegd, zo gedaan.

De sloop is een apocalyptische boerderij achter het vliegveld. Autowrakken zover het oog reikt.
‘WAT KUMPTE DOEN?’ brult de vent van de sloop.
‘IK KUM VOOR DE SCHAKELAARS!’ brul ik terug.
‘AH ZO!’ brult hij begrijpend.

Om te voorkomen dat ik weer een kapotte krijg gaat de man van de sloop hem meteen maar even plaatsen. Het ding zit nog niet op zijn plek of de zekering knalt eruit.
‘GOT KLOTEN,’ brult de man.

We gaan dus op zoek naar een nieuwe zekering. Het ene na het andere wrak wordt afgezocht. ‘TE KLEIN!’ brult de man, en dan weer: ‘TE GROOT!’
Eindelijk heeft hij de juiste te pakken. Ook deze klapt er meteen uit. Totaal doorgebrand.
‘GOT KLOTEN,’ brult hij. ‘DA GELEUFTE TOG NIE?’
Nu zoekt hij werkelijk alle wrakken af. Hoofdschuddend zegt hij: ‘Ik werk hier al 25 jaar, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt.’

‘KUTJE!’ brult hij naar een collega. ‘ZOEK EENS NAAR EEN ZEKERING! UNNE GELE.’
De collega zegt dat hij dat niet gaat doen.
‘WAAROM NIET?’ brult de man.
‘UWEN KOP STAAT MIJ NIET AAN!’ brult de collega terug.

Het mag niet baten. Zonder schakelaar, en nu ook nog beroofd van zekering, keer ik bij de garage terug. De monteur belt boos met de sloop. ‘KUTJE,’ brult hij, ‘IK ZEI TOCH DA GE EEN SCHAKELAAR MEE MOEST GEVEN?’

Dus ik terug naar de sloop. Andermaal zonder richtingaanwijzers. ‘WAT KUMPTE DOEN?’ brult de sloop.
‘IK KUM VOOR DE SCHAKELAARS,’ brul ik terug.
‘AH ZO,’ brult hij begrijpend.

Met een MAND VOL schakelaars ga ik terug naar de garage. De monteur heeft zelf geen zin meer. ‘KUTJE,’ roept hij naar een collega, ‘ZET DIE SCHAKELAAR ER EENS IN!’
De collega plaatst de ene na de andere schakelaar. Zes, zeven, acht. Zonder succes.
‘Dit heb ik eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt,’ zegt ook deze brave borst. Uit belangstelling vraag ik hoe lang hij al monteur is. ‘Veertig jaar,’ is het antwoord.

Met z’n twaalven staan ze uiteindelijk naast mijn auto. Verdwaasd. Verwilderd. Samen tweehonderd jaar ervaring, maar een euvel als het mijne hebben ze van hun levensdagen niet gezien. Het is een teisterend mysterie.

Tot zover mijn avontuur.

Nu hoor ik u zeggen: ‘Ja maar Joortje, dit is gewoon een pechauto. Jij trekt het particuliere steeds in het universele.’
Mensen, dit gebeurt mij dus ALTIJD! Bij ELKE auto. En ALTIJD is het mankement van onnaspeurbare, bovenzintuiglijke aard.

De conclusie is duidelijk: Deus est!

Rest nog de vraag wat God toch tegen mijn auto heeft. Ik vraag het Hem soms. En dan hoop ik dat Hij brult: ‘UWEN KOP STAAT MIJ NIET AAN.’

Maar dat heb ik eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt.

Mariah Carey

Ik dacht even dat het een kerstwonder was dat ik Mariah Carey nog niet gehoord had dit jaar. Maar wat blijkt? Het lied is wegens klachten van de radio gehaald. En terecht!

Hieronder leest u hoeveel mensen gekwetst worden door deze aanstootgevende tekst.

I don’t want a lot for Christmas [KWETSEND VOOR JODEN EN MOSLIMS]
There is just one thing I need [KWETSEND VOOR NOODDRUFTIGEN]
And I don’t care about the presents [KWETSEND VOOR MATERIALISTEN]
Underneath the Christmas tree [KWETSEND VOOR VOGELS DIE NESTELEN IN NAALDBOMEN DIE NU GEKAPT ZIJN]
I don’t need to hang my stocking [SEKSISTISCH https://cdn5.vectorstock.com/…/womens-legs-in-stockings-and…]
There upon the fireplace [OPEN VUUR IS SLECHT VOOR MILIEU]

Santa Claus won’t make me happy [KWETSEND VOOR ACTIVISTEN DIE SANTA CLAUS ASSOCIEREN MET ZWARTE PIET]
With a toy on Christmas Day [SEKSISTISCH https://www.dhresource.com/…/black-wolf-10-speed-vibrator-s…]
I just want you for my own [EGOCENTRISME]
More than you could ever know [MANSPLAINING]

I won’t even stay awake [KWETSEND VOOR MENSEN LIJDEND AAN INSOMNIA]
To hear those magic reindeer click [PETA VEROORDEELT HET VASTBINDEN VAN RENDIEREN]
All the lights are shining [KWETSEND VOOR MENSEN LIJDEND AAN FOTOFOBIE]
So brightly everywhere [ZEER KWETSEND VOOR MENSEN LIJDEND AAN FOTOFOBIE]
And the sound of children [KWETSEND VOOR KINDERLOZEN EN KINDERHATERS]
Laughter fills the air [RACISME. WELLICHT. WAARSCHIJNLIJK.]

Make my wish come true [SLAAFSE AFHANKELIJKHEID VAN PATRIARCHAAT]
All I want for Christmas [MATERIALISME]
Is you [#METOO]

Een Zielig Verhaal

Het is weer tijd voor mijn traditionele eindejaarsverhaal, waarin ik uw vrolijke kerst zo grondig mogelijk probeer te vergallen. Deze tranentrekker noem ik:

WILDGROEI

De laatste keer dat ze haar moeder zag moest er eerst een wit gordijn opzij worden geschoven. Ze begreep dat niet goed, waarom mama achter een gordijn lag. Was het een geheim? In de kamer werd gefluisterd en er was iemand die huilde.

Mama wenkte haar en papa schoof haar naar voren. ‘Kom, lieverd,’ zei ze.
Mama zag er vreemd uit met die tulband.

‘Nee, niet aankomen,’ waarschuwde papa. Hij trok haar handje terug.
‘Laat haar maar,’ suste mama. ‘Ze is nog te klein om het te snappen.’
‘Ik wil niet dat ze het gezwel ziet,’ zei papa.

Wat een angstwekkend woord was dat: gezwel. Meedogenloos. Genadeloos.

Ze werd tegen het magere gezicht gedrukt, nat door tranen.
‘Ik zal altijd over je waken,’ zei haar moeder. ‘Mijn kleine poppedijn, ik zal altijd over je waken.’

Vanaf dat moment was er geen mama meer. Er was alleen nog papa. In huis was het stil. ‘Ik kan hier niet blijven,’ zei papa tegen iemand aan de telefoon, ‘alles doet me aan haar denken.’

En dus kwam er een nieuw huis. En een nieuwe slaapkamer met uitzicht op het bos. En elke avond schoof ze de gordijnen opzij om naar buiten te kijken. En op een keer zag ze hem: de uil.

Hij zat stram en onbeweeglijk op de tak van een dode boom. Hij maakte geen enkel geluid.
Bij daglicht viel er weinig op te maken uit de wirwar van takken, maar ‘s avonds was zijn silhouet, strak afgetekend tegen de avondlucht, duidelijk te zien.

Hij was er elke nacht. Op dezelfde tak.
Ze schoof de gordijnen opzij in de verwachting hem te zien. Nooit was hij er niet. Nooit liet hij haar in de steek.

Het leek alsof hij haar bekeek. Het leek alsof hij over haar waakte.
En een keer stak ze haar hoofd uit het raam en zei: ‘Mama?’

Hij bleef zitten, de uil.
Blijkbaar schrok hij niet van haar. Hij bleef waar hij was, op zijn dode tak, en keek naar haar. En ze zei: ‘Mama, ik mis je.’

Op een avond, toen papa sliep, klom ze uit haar bedje. Ze trok haar kleren aan, stapte in haar laarsjes en sloop geruisloos naar buiten. Het was niet donker in het bos. De maan was groot en licht en de modder op het pad was bijna sneeuwwit.

Daar was hij, de uil.
De dorre takken kraakten onder haar voeten maar hij bewoog niet. Het was alsof hij op haar zat te wachten.

‘Mama?’ zei ze, eerst fluisterend maar daarna hardop: ‘Mama?’

Nog steeds bewoog hij niet en ze kwam heel dichtbij. Ze waren nu samen in het bos, de uil en zij. En alles was stil en de aarde was als sneeuw.
‘Mama,’ zei ze weer. ‘Mama, ik ben er. Geef antwoord!’

Maar mama gaf geen antwoord.
En ze liep om de boom heen en riep en stampte met haar laarsjes. En toen zag ze het.

Er was geen uil.
Het was een vergroeide tak. Een vreemde, grillige houten knuist.

En ze leerde die dag dat ook bomen ziek kunnen worden. Dat ze soms een vergroeiing kunnen krijgen. Een knoest. Een knobbel.

Een gezwel.

Van Os trekt een belangrijke conclusie

Vandaag heb ik Tirza van Grunberg, en daarmee álle Nederlandse romans die ooit geschreven zijn gelezen.
Conclusie? Alle Nederlandse romans zijn postmodernistisch. ALLEMAAL. Zonder uitzondering.

Ik ben de ENIGE supramodernistische schrijver ter wereld. Den enige die géén willoze marionet van de tijdgeest is.
Laat dat tot u doordringen.

Op deze foto eet ik mijn eerste boterham met hagelslag. Dat heeft verder niks met het bericht te maken.

Afijn tot later.